Een belangrijke ontwikkeling op het gebied van niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) is de komst van neoadjuvante immuuntherapie voor patiënten met stadium I tot IIIA-ziekte. In de nascholing ‘NSCLC update 2024’ bespreken Nederlandse longartsen welke patiënten voor deze behandeling in aanmerking komen. Hoe verhoudt de behandeling zich bijvoorbeeld tot de chemoradiatie gevolgd door adjuvant durvalumab, die ook beschikbaar is voor stadium III?
De indicatie voor neoadjuvante immuuntherapie vereist een PD-L1-expressie van 1% of meer, maar ook afwezigheid van afwijkingen in EGFR of ALK. Dr. Danielle Cohen, longpatholoog aan het LUMC, adviseert in het programma om verder te kijken dan deze indicatie en de moleculaire diagnostiek zo vroeg en breed mogelijk in te zetten. ‘Het feit dat we hier nu zijn gekomen, in deze neoadjuvante situatie, betekent dat we dus alles moeten weten op dat eerste moment. Dus in je eerste biopt zul je moeten gaan uitvinden of er een driver is.’
Het gaat daarbij niet alleen om de behandeling met immuuntherapie, maar ook om targets voor mogelijke doelgerichte behandelingen, bijvoorbeeld in de adjuvante setting. Zo is er al adjuvant osimertinib voor patiënten met gereseceerd EGFR-gemuteerd (ex19del- of L858R) NSCLC. En na de op ESMO 2023 gepresenteerde PFS-winst wordt ook adjuvant alectinib genoemd als een mogelijke nieuwe behandeloptie voor ALK+ NSCLC (ALINA-studie, alectinib vs. chemotherapie, mDFS niet bereikt vs. 44.4m, HR 0.24 (0.13-0.45)).
Ook in de gemetastaseerde setting neemt de hoeveelheid doelgerichte behandelingen steeds verder toe en speelt moleculaire diagnostiek dus een steeds grotere rol. Er zijn al verschillende doelgerichte middelen beschikbaar en de grote hoeveelheid positieve fase 3-data van het afgelopen jaar, samengevat in onderstaande tabel, kondigt de komst aan van diverse nieuwe indicaties.
Hoewel drivers als EGFR ex20ins en RET-fusie momenteel geen behandelconsequenties hebben in de vroege setting, raadt het expertpanel in de nascholing toch aan om deze afwijkingen al in kaart te brengen als er nog geen sprake is van stadium IV ziekte. ‘Wat we toch regelmatig zien, is dat mensen met longkanker hersenmetastasen krijgen, dan wordt het wel heel moeilijk om nog materiaal te verkrijgen. En dan is het wel heel zonde om dan het eerste materiaal wat je had, dat je daar niet op getest hebt,’ aldus Daphne Dumoulin, longarts aan het Erasmus MC.
In de nascholing 'NSCLC update 2024' praat het multidisciplinaire panel verder over de mogelijkheden en uitdagingen bij moleculaire diagnostiek en over andere praktische kwesties in de behandeling van vroegstadium en gemetastaseerd NSCLC. Terugkijken? Zie button onderaan de pagina.
Tabel: overzicht van fase 3-resultaten die in 2023 zijn gepresenteerd en/of gepubliceerd op het gebied van doelgerichte behandeling van stadium IV NSCLC. |
||||
Oncogene driver |
Behandeling |
Studie |
Uitkomsten Primair eindpunt (PFS) |
HR (95% CI) |
EGFR Ex19del of Ex21 L858R |
Osimertinib + chemotherapie |
1L vs. osimertinib |
mPFS 26m vs. 17m |
HR 0.62 (0.49-0.79) |
EGFR Ex19del of Ex21 L858R |
Amivantamab + lazertinib |
1L vs. osimertinib |
mPFS 23.7m vs. 16.6m |
HR 0.70 (0.58-0.85) |
EGFR Ex19del of Ex21 L858R |
Amivantamab + chemotherapie +/- lazertinib |
2L vs. chemotherapie |
mPFS: 6.3m (A+C) 8.3m (A+C+L) vs. 4.2 mo (C) |
HR: 0.48 (0.36–0.64) (A+C) 0.44 (0.35–0.56) (A+C+L) |
EGFR ex20ins |
Amivantamab + chemotherapie |
1L vs. chemotherapie |
mPFS 11.4m vs. 6.7 m |
HR 0.40 (0.30-0.53) |
RET-fusie |
Selpercatinib |
1L vs. chemotherapie + pembrolizumab |
mPFS 24.8m vs. 11.2m |
HR 0.46 (0.31-0.70) |